top of page
5047513845_3c80e3c21f_b.jpg


DUIVENVROUWTJE & DEVA 

*(Inleiding)* 

​

Allerliefste kindje dat dit nu leest, dit boekje heb jij niet zomaar in je hand; alleen hele speciale mensen mogen het lezen. Er staat namelijk een groot geheim in. Tot nu toe heb je het meeste van je ouders geleerd, maar als je zo meteen dit boekje uit hebt, ga jíj je ouders, je juf, je oma en je opa de waarheid leren. Jij weet straks namelijk wie de duiven écht zijn.

 

Kom, ga je mee? Ik vertel je het verhaal van Deva, maar ook het verhaal van de honderden duifjes die we op straat zien, zonder er echt oog voor te hebben. De volgende keer dat jij een veer op je pad vindt, weet dan dat er een engel in de buurt is die jou wil laten weten dat hij jou beschermt. Geloof je me nog niet? Nou, straks wel. Veel leesplezier!

 

--- 

# Hoofdstuk 1 – Bijzondere ontmoeting

 

Deva loopt langzaam naar huis. Zijn rugzak hangt zwaar aan zijn schouders en de woorden van zijn klasgenoten klinken nog steeds in zijn oren.

“Rare jongen!” – “Schele sukkeltje!” – “Niemand wil met jou spelen!”

 

Soms wil hij gewoon verdwijnen, alsof hij lucht is. Niemand die hem ziet, niemand die hem uitlacht. Deva besluit een omweg te maken door het park. Daar is het stiller. De bomen verwelkomen hem, maar kunnen geen arm om hem heen slaan.

 

Op een bankje gaat hij zitten en dan rollen de tranen over zijn wangen. Hij is ontroostbaar verdrietig. “Wanneer stoppen ze met mij pesten? Ik kan er toch ook niets aan doen dat ik flaporen heb, niet de langste of de sterkste ben? Ik zou zo graag, net als alle andere kinderen, met een glimlach naar school gaan. Maar iedere dag ben ik bang. Bang om er weer niet bij te horen. Bang dat ze me weer gaan pesten of slaan.” Deva huilt zachtjes terwijl hij af en toe om zich heen kijkt om te zien of er geen klasgenootje voorbijloopt, want als ze hem zien huilen, wordt het alleen maar erger.

 

“Ik wou dat mama er nog was,” fluistert hij. Niet dat er veel zou veranderen — hij zou nog steeds gepest worden — maar dan had hij tenminste iemand die hem kon omhelzen en troosten. Deva heeft geen moeder meer, en aan zijn stoere papa durft hij niet te vertellen dat hij gepest wordt. Hij wil ook niet dat een ouder het voor hem komt oplossen; hij hoopt dat het uit zichzelf stopt. Het liefst wil hij iedereen laten zien wie hij is: een lieve, slimme jongen die alleen maar het beste voor anderen wil. Een jongen die niet gelooft in gemene acties of in geweld. Waarom kunnen we niet lief zijn voor alles wat leeft, beweegt en een hartslag heeft?

 

Het begint heel hard te waaien. Het is herfst en de bomen verliezen hun bladeren. Deva is bang dat het gaat regenen en staat op om naar huis te lopen, maar ineens ziet hij tientallen duiven laag over zijn hoofd vliegen. Hij schrikt en wil weten waar ze naartoe gaan. Als hij zich omdraait, ziet hij iemand staan. Hij kan niet zien of het een man of een vrouw is; hij ziet alleen een lange grijze jas, een hoed, een dikke sjaal en versleten laarzen. Hij doet zijn brilletje af, veegt die schoon en zet ’m weer op zijn neusje.

 

Dan ziet hij een oude man en vrouw langs haar lopen. De man zegt: “Gadver, daar heb je die vieze zwerver met die vliegende ratten weer!”

De vrouw reageert met: “Ja, ze ziet er echt niet uit. Ik vind het ook zo’n goor gezicht. Ze moet weg uit dit park! Die stomme beesten moet ze maar ergens anders voeren.”

Ze slaan met hun handen in de lucht en trekken er een zuur gezicht bij.

 

Deva snapt er niets van en vindt het magisch wat hij ziet: de duiven zitten op haar hoofd, schouders, armen en handen. Hij heeft nog nooit zoiets gaafs gezien. Waarom vliegen de duiven niet even enthousiast naar die oma en opa? En waarom noemen die mensen het ‘ratten’? Zijn ze misschien slechtziend, zijn ze hun bril thuis vergeten? Deva ziet gewoon vogels, geen knaagdieren. De duiven fladderen en kibbelen om een plekje op de vrouw die als een statige boom staat.

 

Deva wil naar haar toe lopen om te vragen hoe dit mogelijk is, maar dan passeren vier kindjes haar.

“Niet te dicht bij haar komen, mijn moeder zegt dat ze een heks is. Een stinkheks!”

“Dat geloof ik best, moet je kijken hoe ze eruitziet. Ze lijkt wel uit een Halloweenfilm met al die enge, lelijke duiven om zich heen! Wegrennen, jongens!” Lachend rennen ze alle vier weg. De vrouw zegt niets terug. Ze kijkt niet blij, maar ook niet verdrietig. Deva voelt medelijden en herkent zichzelf in haar situatie: ook hij wordt elke dag op school gepest. Hij verzamelt al zijn moed en stapt op haar af.

 

“Mevrouw, mag ik wat vragen? Mensen zeggen lelijke dingen over u. Vindt u dat niet erg?”

Even is hij bang: als ze echt een heks is, kan ze hem nu wegtoveren. Ze duwt haar grote bril een beetje omlaag. Met een zachte blik kijkt ze Deva aan, haar stem klinkt warm en zoet: “Hallo, jongeman. Nee, het kan me niets schelen wat anderen van me denken. Wat mensen zeggen, zegt iets over henzelf. Ik weet wie ik ben. En als jij echt wilt weten wie ik ben, moet je het aan mijn duivenkindjes vragen — alleen kunnen zij helaas niet praten in mensentaal.”

 

Deva haalt opgelucht adem. Wat een lieve vrouw, denkt hij, ze is helemaal niet griezelig. “Ik zie dat de duiven u erg lief vinden. Ze herkennen u! Ze houden zelfs van u.”

“Je mag ‘je’ zeggen hoor, anders voel ik me oud. Haha. En ja, de duiven houden van mij omdat ik van hen houd. De duif is mijn lievelingsdier!” Er is een bepaalde trots in haar stem te horen.

 

---

 

# Hoofdstuk 2 – Boodschap van hoop

 

“Maar waarom eigenlijk? Ik ken niemand die van duiven houdt. Mensen klagen altijd over ze. Ik zie dat er naar ze wordt geschopt, lelijk tegen ze wordt gedaan en sommigen noemen ze ratten van de lucht,” vraagt Deva verwonderd.

“Juist daarom houd ik van ze. Omdat niemand meer ziet dat het onschuldige, prachtige, intelligente dieren zijn. Omdat ze worden uitgescholden en geschopt en weggejaagd. Omdat ze nergens welkom zijn, zich niet geliefd weten, niet gewaardeerd of gerespecteerd worden. Dus heb ik besloten ze zeeën van liefde te geven. Omdat dat de wereld mooier maakt — mijn wereld en eigenlijk de hele wereld. Want deze wereld kan wel wat liefde gebruiken.”

 

Deva knikt. Hij zou willen dat mensen ook van hem hielden, na al die jaren van pesterijen. Hij vertelt aan het duivenvrouwtje hoe erg hij zijn moeder mist, hoe hij een grotere broer of zus had willen hebben die voor hem zou opkomen, hoe graag hij had gewild dat hij een beetje karate kon en hoe hij verlangt naar één echte vriend. Hij vertelt dat hij zichzelf stom vindt, de misschien wel lompste en slapste van de klas is. Dat hij talentloos is — niet eens een beetje goed is in voetbal, piano of schilderen.

“Ik vraag me soms af wat ik in deze Grote Wereld doe. Ik word mietje en bangerik genoemd en eigenlijk ben ik ook altijd bang. Niemand durft bevriend met me te zijn. Op mijn verjaardag nodig ik mijn klasgenootjes uit, steeds komt er niemand en ik...”

 

“Mag ik je even onderbreken, lieverd?” vraagt het duivenvrouwtje terwijl ze een hand op zijn schouder legt. “Wil je me beloven dat dit de laatste keer is dat jij jezelf stom noemt? Herinner jij je dat echtpaar en die kinderen nog die van alles riepen? Is er ook maar íéts daarvan waar? Denk je dat ik me er wat van aantrek? Jij doet precies hetzelfde met jezelf: je bent gaan geloven wat anderen over jou zeggen en daardoor zie je niet meer wie je écht bent.”

“Wie ben ik dan?” fluistert Deva.

 

“Jij bent het allerleukste jongetje dat ik ooit ben tegengekomen, Dev. En dat meen ik! Jij bent allesbehalve een bangerik. Jij durft een praatje met me te maken. Jij bent veel intelligenter dan andere kinderen. Jij bent briljant! En je hebt helemaal geen broer of zus nodig die voor je opkomt, want dat kun jij zélf. Toen je net sprak, zag ik drie vuurvlammetjes: twee in je ogen en één bij je hart. Dat is jouw superpower.”

 

“Vuurvlammetjes? Superpower?” vraagt Deva verbaasd.

“Ja. Jouw kracht schuilt in liefde en vriendelijkheid. Jij bent eerlijk en écht. Geen stoere nepperd. Alle duiven hebben meegeluis­terd naar jouw verhaal. Mijn lievelingsduifje Tutu fluisterde net dat jij het lievelingskind van God bent en dat vanaf vandaag alles gaat veranderen.”

Deva’s hoofd spint. Slaapt hij of droomt hij? “Maar duiven kunnen toch niet praten?”

“Nee, maar ik kan ze wel verstaan. Wij spreken de taal van het hart.”

“Wat gaat er in mijn leven veranderen? Ben ik écht Gods lievelingskind? En hoe weet Tutu dat?”

 

Het duivenvrouwtje maakt een sierlijke boogbeweging. De duiven stijgen op en vliegen in een stoet naar boven. Deva kijkt omhoog en realiseert zich: er is iets met duiven waardoor we – al is het maar even – gedwongen zijn onze blik op de horizon te richten.

“Kijk, Dev, hij vliegt naar de hemel. Straks brengt hij een boodschap terug. Wat er gaat veranderen, hoor je morgen. Als je je ooit weer verdrietig voelt, kom dan naar het park. Ik beloof dat je je beter zult voelen. Ga maar naar huis, lieve jongen; het gaat zo regenen.”

 

“Kon ik maar vrienden met je worden, maar jij bent groot en ik ben klein.”

“Vanaf nu zijn we beste vrienden, oké? Voor mij bestaan kinderen niet; jullie zijn gewoon mini-volwassenen! En wij reuzenkinderen.”

Deva knikt en rent met een glimlach van oor tot oor naar huis. Er gaat iets veranderen, er gaat iets veranderen! In zijn hart maakt hij salto’s.

 

---

# Hoofdstuk 3 – Een troosttekening

 

Direct na schooltijd rent Deva opnieuw naar het park. Hij kan niet wachten om weer met het duivenvrouwtje te praten. Hij voelde zich vandaag anders in de klas en is benieuwd naar zijn superpower.

Het is kouder geworden: over een paar dagen begint de winter. Verderop ziet hij de groep duiven scharrelen. Ze pikken kruimels uit het gras en knikken met hun kopjes alsof ze hem begroeten. Deva herkent iets in hun gewaggel, iets dat hem rust geeft.

 

Na een poosje gewacht te hebben gelooft Deva niet meer dat ze komt, en dat stemt hem verdrietig. Hij had een tekening voor het duivenvrouwtje gemaakt — zijn beste tekening ooit — en wilde die dolgraag aan haar geven, zodat zij er vrolijk van zou worden. Als klein gebaar, als troost. Een teken dat ze er mag zijn.

 

Terwijl hij op het bankje zit te bibberen, landt er plots een duifje bij zijn voeten. Deva kijkt het duifje in de ogen: wat is hij toch prachtig. Zijn vleugels glanzen in het zonlicht. Hij ziet groen en paars in de hals; het zijn iriserende veertjes, een blauwig verenpakje, oranje-gele oogjes en lieve roze dinosauruspootjes. “Wat de meerderheid beweert, hoeft niet waar te zijn,” zegt hij tegen het duifje. “Ik vind jou heel mooi.” Het duifje springt op het bankje en hopt zo op zijn schoot.

 

“Hoi kleintje, vind jij mij ook supercool?” vraagt Deva. Het duifje bekijkt Deva met dezelfde verwondering als waarmee hij bekeken wordt. Dan ineens vliegt het weg. Deva kijkt om zich heen en kan zijn tekening niet meer vinden! Hoogstwaarschijnlijk is die met de wind weggewaaid omdat Deva niet oplette. Diep teleurgesteld loopt hij dit keer naar huis.

 

---

 

# Hoofdstuk 4 – Duivenhelden

 

De volgende dag zit Deva eerst een paar uur aan zijn huiswerk en daarna haast hij zich naar het park. Vanaf de verte ziet hij het duivenvrouwtje al, omringd door al haar duivenkindjes.

“Duivenvrouwtje!!!” roept Deva zo hard dat ze moet lachen.

“Hoi kanjer, waar was je gisteren?”

Nog voordat Deva kan vertellen wat er gebeurde, haalt ze een opgerold papiertje uit haar zak. “Ik wil je bedanken voor je prachtige tekening. Die krijgt een heel mooi plekje in mijn huis.”

 

Deva’s mond valt open. Hij heeft haar de tekening nooit kunnen geven — hoe is die bij haar terechtgekomen?

Het duivenvrouwtje glimlacht. “Wist je dat duiven post kunnen bezorgen? Daarom heten ze postduiven. In de oorlog hebben ze zo honderden mensenlevens gered.”

“Dan zouden we ze toch heel dankbaar moeten zijn?” zegt Deva verbaasd.

“Absoluut! Ze hebben levens gered, hun mest was waardevol voor boeren en in tijden van armoede aten mensen ze zelfs op. Veel belangrijker: duiven waren onze huisdieren, net als honden en katten. Zelfs de adel liet duiventillen bouwen waar de vogels vrij in en uit konden vliegen. Duiven hadden ooit een koninklijke status. Pas sinds de laatste honderd jaar zijn we ze gaan minachten.”

Deva hangt aan haar lippen. “Duivenvrouwtje, vertel me nog meer dingen die de meeste mensen niet weten.”

 

“Oh, er is zoveel! Duiven worden nog steeds gebruikt voor wedstrijden. Wist je dat de duif momenteel het twee-na-duurste dier op aarde is? Een kampioensduif kost meer dan anderhalf miljoen euro. Wist je dat ze een ingebouwd navigatiesysteem hebben en altijd weer thuiskomen, zelfs vanuit een ander land? Wist je dat ze vier keer meer kleuren zien dan wij en gezichten kunnen onthouden? Zelfs gezichtsuitdrukkingen kunnen onderscheiden? Ik kan nog uren doorgaan, joh. Als je ooit een spreekbeurt wilt houden, weet je me te vinden.”

 

Deva kijkt verbaasd. “Kunnen duiven écht altijd de weg vinden?”

Het duivenvrouwtje knikt. “Duiven gebruiken de zon als een klok en ze kunnen het magnetische veld van de aarde voelen. Zelfs als je ze honderden kilometers wegbrengt, weten ze precies waar hun huis is. Sommige mensen denken dat ze zelfs geuren van steden en rivieren onthouden, alsof de wereld voor hen één grote kaart is.”

Deva voelt zijn mond openvallen. “Dus ze hebben een superkracht!”

“Precies,” zegt het duivenvrouwtje. “Hun eigen magie.”

 

Deva kan er geen genoeg van krijgen. Hij wil meer weten. Die middag vertelt ze hem ook het verhaal van Cher Ami, een beroemde postduif uit de Eerste Wereldoorlog.

“Ze vloog dwars door kogels en rook. Ze raakte gewond, blind aan één oog, verloor een been, maar bracht toch haar boodschap over. Dankzij haar werden bijna tweehonderd soldaten gered. Voor haar moed kreeg ze een medaille.”

Deva knijpt zijn vuisten. “Een duif… een heldin.”

“Ja,” zegt de vrouw. “Veel helden hebben vleugels.”

 

“Duivenvrouwtje? Kan het zo zijn dat deze vergeten, onzichtbare duiven om ons heen de kleinkinderen van Cher Ami zijn?”

“Dat zou zomaar kunnen.”

Deva kijkt naar de lucht, waar een zwerm duiven cirkelt. Hij voelt zijn hart lichter worden, alsof ook hij vleugels krijgt.

 

---

 

# Hoofdstuk 5 – Alleen maar liefde

 

“Duivenvrouwtje, kun je ervoor zorgen dat de duifjes ook bij mij komen zitten? Ik wil er ook een paar op mijn hand... maar ze kunnen me toch niet bijten?”

“Nee, schat, duiven hebben geen tandjes en ook geen kromsnavel. Het zijn hele onschuldige dieren die geen kwaad in zich hebben en snel van vertrouwen zijn. Hier heb je wat zaadjes, laat ze maar eerst uit je handen eten. Alles draait om vertrouwen winnen.”

 

Deva bukt, de duiven trippelen om hem heen en al snel durven ze dichterbij te komen. Eerst tikken ze tegen zijn schoenen en dan pikken ze voorzichtig uit zijn hand. Als ze gulzig uit zijn handen smikkelen, kan Deva zijn geluk niet op. Het vertrouwen is er! De duiven accepteren hem nu al!

Deva staat op en de duifjes vliegen enthousiast op hem af. Tutu zit nu op zijn schouder, Bumbie op zijn hoofd, Blorie op zijn linkerhand en het beige duifje Choco op zijn rechterhand. Nandie, Kuku, Moera, Lortie, Charlie, Shampie, Pino en alle andere kampioentjes doen vrolijk mee en cirkelen om hun nieuwe vriend heen, alsof ze vieren dat er zojuist een nieuwe vriendschap is geboren. Het gezelschap kan bijna niet gevarieerder; wat een karakters heeft hij om zich heen.

 

Dan is het weer tijd om naar huis te gaan. Het duivenvrouwtje haalt een papieren zak tevoorschijn: “Kijk eens, voor mijn speciale jongen. Hierin zit een havermoutscone met jam en een chocoladecakeje met hazelnootjes. Ga thuis maar lekker smullen.”

Deva herinnert zich niet dat hij haar ooit heeft verteld dat dit zijn favoriete lekkernijen zijn. “Hoe weet je dat ik hier dol op ben, duivenvrouwtje?”

“Dat is een geheim. Misschien hebben de duifjes het me wel doorgegeven.”

Deva geeft haar een dikke knuffel en rent heel blij naar huis. Zo gelukkig is hij nog nooit geweest! Vandaag was de leukste dag van zijn leven. Het voelt alsof hij iets ontdekt heeft dat altijd al in hem zat.

 

---

FAQ

# Hoofdstuk 6 – Respect voor alles wat leeft

 

De volgende dag stelt Deva een vraag: “Duivenvrouwtje, ben ik speciaal? Eergisteren sprong er ook een duifje op mijn schoot, zonder dat jij erbij was.”

“Geen wonder,” lacht ze. “Een duif kiest zelf met wie hij vriendschap sluit. Dat duifje – en alle andere duifjes – voelen jouw fijne energie.”

“Fijne energie? Wat is dat?”

“Mensen met fijne energie zijn mensen bij wie je helemaal jezelf mag zijn, die je accepteren, een luisterend oor bieden en goed zijn voor mens, dier en natuur. Mensen die willen redden, willen helpen, die niet pesten bijvoorbeeld. Mensen kijken soms op tegen iemand die groter is dan zij en kijken neer op alles wat kleiner is.”

​

Deva knikt: “Ik vind dat je respect moet hebben voor iedereen. Zwart of wit, arm of rijk, mens of dier. Ik zie wel verschillen, maar volgens mij lijken we heel erg op elkaar. We kunnen pijn hebben, honger hebben, bang zijn, maar we willen allemaal onszelf en onze familie beschermen.”

 

Terwijl ze spreken, zien ze een kind chaotisch achter een duif aan rennen, met schoppende bewegingen. Het arme vogeltje weet net op tijd weg te fladderen. Deva voelt zijn maag samenknijpen. Ze worden ook gepest, denkt hij. Net als ik.

Dan gebeurt er iets vreemds. Het koeren van de duiven klinkt niet langer als gewoon gekir. Het is alsof er woorden in verstopt zitten.

“Wij willen alleen maar leven…” – “Waarom houden mensen niet van ons? Een klein beetje respect is voor ons al genoeg.”

Deva kijkt om zich heen. Niemand lijkt het te kunnen horen. Alleen hij.

 

“Lieverd, wil je dat alsjeblieft niet doen?” vraagt het duivenvrouwtje kalm aan het kind.

“Maar het mag van mijn moeder. Mijn broertje doet het ook. Ik ben niet de enige!” zegt het kind.

“Maar doe je dat ook bij een hond of kat?”

“Nee. Nooit. Omdat ik zie dat zij daar bang van worden.”

“Duiven vinden een schop evenmin prettig. Je hoeft niet van ze te houden, maar je kunt ze wel respecteren. Hier, neem wat zaadjes. Ga maar op je hurken zitten, dan komen ze uit je hand eten.”

 

“Word ik daar niet ziek van? Duiven zijn toch ziekteverspreiders?”

“Geen zorgen, dat is een grote mythe. Een fabeltje. Duiven zijn niet schoner of viezer dan een kat, een hond, of welk diersoort dan ook.”

Kalm zakt het meisje door haar knieën. De duiven gaan zoals altijd vrolijk op het vogelvoer af. “Wauw, ik hou van duiven! Wat zijn ze cool!” roept het meisje. “Ik wist niet dat ze zo lief en mooi zijn. Er piept zelfs een babyduifje tussen!”

“Klopt,” knikt het duivenvrouwtje vertederd. “Dat is een jonkie van vier weken oud. Net als alle anderen vult hij zijn buikje en probeert hij het te redden in deze grote wereld.”

 

Deva ziet ineens hetzelfde omaatje en opaatje die de vorige keer gemene opmerkingen maakten. Dit keer zijn ze met hun kleinkind in het park. Ze wijzen naar één duifje en zeggen: “Prachtig hè, dat witte duifje? Die is heilig — een engeltje dat vrede brengt!”

Deva kijkt het duivenvrouwtje vragend aan: “Is dat waar?”

“De duif is inderdaad symbool van vrede. Maar niet alleen witte duiven: álle duiven zijn vredesduiven. Alle duiven zijn engelen. Alle dieren zijn heilig. De hele natuur is heilig; we dienen haar met eerbied te behandelen. Vind jij niet dat de duiven verdacht veel op engeltjes lijken?”

 

“Maar engelen kunnen je toch beschermen?” fluistert Deva.

Het duivenvrouwtje antwoordt: “Dacht je dat er geen krachten om je heen zijn die over je waken? Jij bent nooit alleen, lieve Dev. Als je ooit verdriet hebt of in de problemen zit, vraag dan of je beschermengelen willen komen om je te helpen. Ze zullen er direct zijn.”

 

---

 

# Hoofdstuk 7 – Een unieke vriendschap

 

Ineens ziet Deva overal duiven: op straat, op pleinen, op daken. Maar in de kerk zag hij laatst ook een mooi plaatje van een duif met een olijftakje. Sinds die ene bijzondere middag gaat Deva elke middag naar het park. Hij slaat geen dag over. Soms hoort hij hun stemmen opnieuw, zachtjes als de wind.

Ik ben bang voor mensen, fluistert een jonge duif.

Ik vind altijd mijn weg terug, zegt een oude duif trots.

Wij hebben een kaart in ons hoofd, beter dan welk kompas ook! koert het favoriete duifje van Deva.

 

Niet alle stemmen zijn blij. Soms hoort Deva verdriet.

Waarom vinden mensen de witte mooier? klagen de grijze duiven. De witte mogen op bruiloften en rouwceremonies vliegen. Zij worden vredesduiven genoemd. Wij niet. Zijn wij dan minder waard?

Deva slikt. Hij denkt aan zijn klas. “Zo voel ik me ook,” zegt hij zacht. “De kinderen lachen mij uit, maar andere kinderen prijzen ze. Toch ben ik net zo goed.”

Plots beseft hij: anders zijn maakt je niet minder. Elke duif heeft zijn eigen schoonheid. Elke mens ook. Witte veren maken een duif niet beter. Het is het hart dat telt. Een enkele glinsterende veer dwarrelt naar beneden en landt in Deva’s hand. Hij voelt zich krachtig, moedig en verbonden met alle duiven om hem heen.

 

De duiven koeren zacht: Jij begrijpt ons. Jij hoort bij ons.

Deva strekt zijn hand uit en zijn favoriete duifje Babloe vliegt naar hem toe. Iedere keer staat Deva er even bij stil: Ik ben getuige van iets wat miljoenen anderen missen. Ik ben bevoorrecht dat ik dit mag aanschouwen. Ik voel me zo vereerd dat jullie je tijd aan mij geven. Iedere keer als ze op zijn hand landen voelt het alsof hij de loterij van het universum heeft gewonnen.

 

Hij aait zijn lieve kroelduifje over de borst. “Ik ben er voor jullie, mijn lieve verenvriendjes. Ik ga ervoor zorgen dat niemand meer lelijk tegen jullie doet. De hele wereld zal ik eens laten zien wie jullie zijn en dat jullie waarde hebben.”

Deva voelt een warme gloed in zijn borst. Deze gewone grijze vogels zijn helemaal niet gewoon. Ze zijn helden. Het zijn onze vrienden. 

 

Die avond droomt Deva van vleugels die hem optillen. Niemand die hem meer kan raken. Hij vliegt boven de stad, samen met de duiven. Niemand lacht. Iedereen kijkt omhoog, vol bewondering.

 

---

 

# Hoofdstuk 8 – Stringfoot-duiven redden

 

Als Deva komt aanlopen, gebaart het duivenvrouwtje dat hij even op afstand moet blijven. Ze staat bevroren als een standbeeld, strooit langzaam met één hand wat voer en grijpt dan in een snelle kattenbeweging naar de grond. Ze heeft een duifje gevangen.

“Kun jij hem even vasthouden, Dev?”

Het duivenvrouwtje knielt nogmaals bij een duif die een draadje om haar poot heeft en binnen een minuut heeft ze ook dat duifje te pakken.

 

Met zachte handen en een klein schaartje knipt ze al het draad los. “Zo,” fluistert ze. “Dat doet vast pijn.” Deva kijkt ademloos toe.

“Doe je dit vaker? Waarom doe je dit eigenlijk?” vraagt Deva zacht.

“Dit heet een stringfoot, een draadvoet,” legt ze uit. “Zo noem je een duivenpootje of teentjes die verstrikt zijn geraakt in een kledingdraadje, touwtje of mensenhaartjes. Als ik dit niet wegknip, gaat het beknellen, ontsteken en uiteindelijk sterft het af. Heb je weleens een duif met een stompje gezien?”

 

Deva knikt. “Ja, dat vind ik zo onwijs zielig. Mijn hart breekt ervan als ik ze zie strompelen.”

“De mijne ook. Daarom help ik ze. Zij zijn de dupe van hoe wij met ons afval omgaan. En als je een dier kunt helpen, is het geen optie meer maar een plicht.” Ze laat het diertje dat bevrijd is van het ellendige draad weer vrij.

“Nou, deze is gered. Hij hoeft zijn pootje niet te verliezen.” Tevreden kijkt ze hem na.

 

Dan geeft ze het nagelschaartje aan Deva en nog geen minuut later heeft hij al het draad verwijderd bij een ander duifje.

“Je bent een held, Deva. Je hebt een dier gered van een levenslange handicap. Duizend karma-punten heb je verdiend!”

 

Deva bloost en geeft het duivenvrouwtje een high five.

“Maar duivenvrouwtje, we kunnen toch niet alle stringfoot-duifjes van de wereld redden?”

“Onthoud wat ik nu ga zeggen: als je één vogel redt, red je inderdaad niet de hele wereld, maar wél de wereld van die ene vogel.

“Elk leven doet er dus toe?”

 “Elk leven telt, lieve Dev. Of dat nou een mens is of een mens. Zelfs de planten leven, zelfs de bodem leeft. Als we willen kunnen we ook de rivieren eren, door bijvoorbeeld elke dag het water te dank. Ik noem maar wat.”

​

“Maar duivenvrouwtje.. Wat is een mensenleven? Ik bedoel: wat is de bedoeling ervan? Waarom zijn wij hier?”

“Och schat, daar zijn vele antwoorden op. Maar ik denk dat één antwoord is dat een mensenleven zeer geslaagd is als je weet dat zelfs ook maar één leven makkelijker heeft kunnen ademen omdat jij hebt geleefd. Dat is succesvol zijn.”

 

Deva begint te gloeien van goedheid. Hij vraagt zich niet meer af wat hij op deze grote wereld is komen doen. Hij is gekomen om andere kleine wereldjes beter te maken. Als mama van boven kijkt, weet hij dat ze trots op hem is.

 

---

#  Hoofdstuk 9 – De waarheid over de duiven

 

Vandaag heeft Deva zijn spreekbeurt. Zijn juf keek een paar weken eerder verbaasd op toen hij zei dat hij deze over duiven zou gaan. Geen populair onderwerp. Voordat hij begint vraagt iemand al waarom hij voor duiven gekozen heeft. “Omdat ze onze vrienden zijn. Al duizenden jaren. Wist je dat duiven vroeger brieven konden bezorgen? Ze vlogen honderden kilometers ver en vinden altijd de weg terug naar hun hok. Mensen vertrouwden hun leven aan deze vogels toe. Ze redden levens door berichten te brengen in oorlogen,” Deva ratelt aan één stuk door.

De kinderen uit zijn klas sperren hun ogen open en luisteren met gespitste oren. “Echt?” roepen een paar.

 

“Echt,” vertelt Deva. Hij vertelt zijn klasgenootjes over hun ongelooflijke navigatiesysteem, over hun rol als postduiven in oorlogen, over hun moedige helden zoals Cher Ami. “En nog veel langer geleden werden ze gezien als heilig. In de Bijbel brengt een duif een olijftak naar Noach als teken van vrede. En in Azië worden ze nog steeds gevoed bij tempels, omdat ze geluk en bescherming brengen. Deze vogels zijn trouw, slim en bijzonder. Alleen vergeten mensen dat vaak. Ooit waren het onze huisdieren, maar toen we ze niet meer nodig hadden hebben we ze gedumpt. Maar de duiven hebben ook zonder onze zorg overleefd. Omdat ze goed kunnen aanpassen. Als ze jonkies hebben verdelen het mannetje en het vrouwtje de zorg, beide kunnen kropmelk geven. Is dat niet mooi?”
 

Er wordt unaniem geknikt en Deva krijgt allerlei vragen na afloop: In welke landen komen duiven voor? Klopt het dat de duif een afstammeling van de dinosaurus is? Waar bouwen duifjes nestjes? Hoeveel dagen kan een duif zonder eten? Hoeveel soorten (sier)duiven zijn er? Wat te doen als je een gewond duifje op straat tegenkomt?

 
De kinderen lijken een beetje betoverd en als de juf Deva overlaadt met lof en complimentjes, begint de hele klas te applaudisseren, op een paar pestkoppen na.
Deva straalt en denkt dat vanaf nu zijn donkere dagen voorbij zijn.

 

---

 

#  Hoofdstuk 10 – Het wonder

 

Maar dat blijkt een vergissing te zijn. De schoolbel rinkelt hard die volgende middag. Terwijl alle kinderen lachend en rennend het schoolplein opstormen, voelt Deva zijn hart zwaar kloppen. Achter hem staan drie stoere jongens. Ze hebben hem tijdens de les al toegefluisterd dat ze hem buiten zullen opwachten. Hun ogen staan gemeen en hun vuisten zijn gebald.

Wanneer Deva de poort uitloopt en het hoekje omgaat, staan ze daar. Groot, breed en met grijnzende gezichten.
“Nu ben je van ons,” sist de grootste. “We gaan je slopen!” Marvin heeft hem al eerder in elkaar geramd.

 

Deva slikt. Zijn benen voelen zacht als pap, zijn buik krimpt in elkaar en zijn handen trillen. Toch denkt hij ineens aan de woorden van het duivenvrouwtje: “Als je ooit in nood bent, roep om de Engelen. Ze zullen je beschermen.”

Hij knijpt zijn ogen dicht. Alsjeblieft, help me, bidt hij in stilte. Zijn lippen bewegen nauwelijks, maar zijn hart roept hard. Eerst is er stilte. Dan klinkt er een zacht gefladder, alsof de lucht zelf wakker wordt. Het geluid wordt steeds harder.

Vanuit alle richtingen komen duiven aangevlogen. Van de daken, uit de bomen, uit de lucht — tientallen, misschien wel honderden. Ze landen op en om Deva heen, op het hek, op de lantaarnpalen, op de grond – en natuurlijk op zijn schouders en armen. Ze vormen een kring om hem heen, een muur van vleugels.

 

Deva voelt de angst uit zijn lijf wegstromen. In plaats daarvan stijgt er een warme rust in hem op. Hij staat rechtop, als een boom, ademt diep en merkt dat zijn knieën niet meer trillen. Hij voelt zich gedragen door de vleugels om hem heen.

De stoere jongens deinzen achteruit. Hun stoere houding valt van hen af als een jas die te zwaar is geworden.
“Hij kan toveren!” fluistert de een met grote ogen.
“Als we hem slaan, krijgen we die duiven achter ons! Straks laten ze nog een tak op ons hoofd laten vallen, of prikken ze ons met hun snavel!” zegt een ander met trillende stem.

 

Marvin doet nog een stap naar voren, maar meteen klapwieken de duiven fel met hun vleugels. Het klinkt als donder in de lucht. Deva’s hart maakt een sprongetje, maar tegelijk voelt hij: dit is bescherming. Hij hoeft niets te doen. De duiven spreken voor hem.

 

De grootste jongen van de klas bevriest, hij is bleker dan ooit. Dan draaien de pesters zich plots om en zetten het op een lopen. Maar hoe hard ze ook rennen, een paar duiven (de allergrootste van de flock) vliegen met hen mee, scheren vlak langs hun oren, en laten hen weten dat ze Deva nooit meer mogen aanraken. Buiten adem keren de jongens terug, hun ogen vol angst. Geen van hen durft ook maar een hand naar Deva uit te steken.

 

Deva blijft rustig staan in het midden van de cirkel van vogels. Zijn borst vult zich met trots, maar ook met dankbaarheid. Hij fluistert zacht: “Dank jullie wel.” Voor het eerst voelt hij zich geen klein, machteloos jongetje meer, maar sterk en veilig. Vol vertrouwen.

Net op dat moment loopt er een journalist voorbij, die toevallig foto’s wil maken van de stad. Hij ziet het wonder gebeuren en klikt razendsnel zijn camera vol. Het beeld van Deva, omringd door een leger van witte en grijze duiven, verschijnt diezelfde avond in de krant.

 

De volgende ochtend ligt de krant op alle ontbijttafels. “De jongen van de duiven – een klein heldje beschermd door engelen”, staat er groot op de voorpagina.

Vanaf die dag is alles anders. Waar Deva eerst alleen loopt, willen nu kinderen naast hem lopen. Waar hij genegeerd wordt, willen anderen hem een hand of een box geven. Iedereen kijkt hem aan met bewondering, allemaal vragen ze aan hem hoe hij het voor elkaar gekregen heeft om bevriend te raken met wilde vogels?

De wezens die altijd over het plein fladderen, zijn nu geen gewone duiven meer. Nee, ze zijn helden. Beschermers, met vleugels. Engelen in veren. En Deva weet: dit is niet zomaar een wonder voor één dag. Dit is het begin van een ommekeer voor altijd.

 

---

#  Hoofdstuk 11 – Verzoening

 

De volgende dag, nog voor de eerste bel gaat, staan de drie stoere jongens ineens voor Deva. Hun hoofden hangen naar beneden, hun schouders zijn niet meer breed en trots, maar klein en schuchter.

“Eh… Deva,” begint de stoerste, zijn stem zacht en onzeker. “We… we wilden sorry zeggen. Voor alles.”

 

Deva kijkt hen aan. Hij voelt geen boosheid. Alleen verwondering.

“Je bent anders dan wij dachten,” zegt de tweede jongen. “Je bent… eigenlijk een held. Een superheld!”

De derde haalt zijn telefoon tevoorschijn. “Mag ik… mogen we een selfie met je maken? Gewoon, zodat iedereen weet dat we vrienden zijn?”

 

Deva knikt voorzichtig. Hij voelt zich wat ongemakkelijk, maar ook blij dat de duiven hem niet alleen beschermd hebben, maar ook de harten van de jongens hebben veranderd.

Na de foto vragen ze hem of hij een keer bij hen thuis wil spelen. “We kunnen voetballen in de tuin. Of gamen,” zeggen ze haastig. “Wat je maar wilt en mijn moeder kan lekker patatjes bakken!”

 

“Opzij, opzij! Kan iedereen even zijn snavel houden? Ik wil ook even met Deva praten!” Iedereen moet keihard lachen. De grappigste lolbroek uit de klas wurmt zich naar voren en laat trots haar nieuwe stickerboekje zien vol met duiven-stickers. Een ander kindje drukt zijn vriendenboekje in Deva’s hand met de vraag of hij erin wil schrijven. Op deze dag heeft Deva lang moeten langen. Hij is intens dankbaar dat alles goed gekomen is en voelt alleen maar liefde door zijn hart stromen.

 

“Deva.. ” Iemand tikt op zijn schouder, als hij omdraait staat Isha daar. Isha, het knapste en meest schattige meisje van de klas, alle jongens zijn verliefd op haar.
“Ik wil even zeggen dat ik je mega tof vind! Wat is je geheim eigenlijk? Hoe ben jij de duivenfluisteraar van deze stad geworden?” vraagt ze nieuwsgierig.

“Het is geen geheim. Ik waardeer ze, ik respecteer ze, ik begrijp ze, ik red ze, ik help ze, ik bewonder ze, ik voer ze, ik bescherm ze, ik houd van ze, ik..” Deva wil doorgaan, maar dan ineens krijgt hij een stevige knuffel van haar.
“En ik houd van jongetjes zoals jij, Deva! Morgen afspreken? Dan wil ik dat je me leert hoe je duiven kunt redden!”

 

Deva glimlacht en bloost. Eerst was hij onzichtbaar, nu strijd iedereen om zijn aandacht. Het voelt vreemd, maar ook mooi. Vriendschap kan soms zomaar beginnen, zelfs op de plek waar eerst pijn zat.

 

---

 

#  Hoofdstuk 12 – Kerst bij het duivenvrouwtje

 

Het is kerstavond. Sneeuw dwarrelt zacht naar beneden en de straten liggen wit en stil. Binnen branden overal lichtjes, maar bij Deva thuis is het donker en leeg. Zijn papa moet uitgerekend deze avond werken. Deva kijkt naar de foto van zijn mama die groot aan de muur hangt. Hij voelt zich alleen. Maar dan herinnert hij zich de woorden van het duivenvrouwtje: “Als je alleen bent met kerst, kom dan naar mijn huis. Ik zorg voor een warm diner.”

 

Hij trekt zijn jas aan en loopt door de sneeuw. De koude vlokken smelten op zijn wangen, maar vanbinnen gloeit hij van enthousiasme en blijdschap. Hij wil haar vertellen over alles wat er gebeurd is, over de krant, over de pesters, over alle nieuwe vrienden die hij heeft gemaakt.

En het allermooiste: dat hij vorig week in een stad was voor een herdenkingsfeest. Er waren enorm veel mensen en toen hoorde Deva een man zeggen: “Kijk… de vliegende schatten zijn er ook. Ze brengen vast een boodschap.” Mensen staarden naar boven, vol ontzag. Voor het eerst zagen ze geen ‘patatkippies’, maar trouwe, moedige en mooie vogels. Deva voelde toen dat zijn hart opsprong. Hij had niet één duif gered, maar iets groters gedaan: hij had de stad laten zien hoe bijzonder deze vogels zijn!

 

Eindelijk is hij er. Deva verwachtte een kleine huisje, maar staat ineens voor een groot, mooi huis. Eenmaal aangekomen bij de voordeur klopt hij aan. Tot zijn verbazing doet niet het vertrouwde duivenvrouwtje open. In de deuropening staat een bloedmooie vrouw. Haar haren zijn lang en zijdeachtig, ze draagt een rode jurk, sierlijke hakjes, glanzende sieraden. Ze heeft rode lippenstift op, ruikt naar bloemetjes en haar prachtig opgemaakte ogen stralen als sterren.

 

Deva schrikt en stamelt: “Oh… sorry mevrouw… ik ben aan het verkeerde adres. Ik zoek iemand anders.” Hij wil zich al omdraaien, maar dan zegt ze iets terug.

“Dev, lieverd. Ik ben het.” De stem is zacht en vertrouwd.

Verward kijkt hij haar aan. Dit ís het duivenvrouwtje, maar zo heeft hij haar nog nooit gezien. Zonder haar grote bril, in haar prachtige kleding, lijkt ze een prinses. Een geheim dat ze nooit eerder onthuld heeft.

 

Ze glimlacht en zegt: “Ik zei toch dat we alleen zelf weten wie we zijn.”

Ze geeft Deva zoals altijd een warme knuffel en verwelkomt hem. “Sorry dat ik geen kerstcadeau voor je heb meegenomen,” verontschuldigt hij.

“Jij bent mijn cadeau. Je bent me heel dierbaar, Dev. Ik zag je in de krant, jij bent een cadeau voor de hele wereld. Een lichtpuntje ben jij.” Deva krijgt pretlichtjes in zijn ogen. 

 

Binnen is de sfeer warm en knus, overal fonkelen lichtjes. Op tafel staat een feestmaal zoals Deva nog nooit heeft gezien: luxer, uitgebreider, feestelijker en lekkerder - zonder dat er een dier voor heeft hoeven lijden. Geen kalkoen of konijn, maar geurige lasagne, warme broodjes met soep, gepofte aardappeltjes, knapperige snackjes van vegan vleesch, geroosterde kastanjes, kruidige stoof van linzen en groenten, en een schaal met kerstgebakjes en rood fruit. Alles ruikt en smaakt overheerlijk. Zo kan het dus ook, denkt Deva blij.

 

Samen eten ze gezellig, lachen ze, en Deva voelt zich door alle warmte om zich heen niet meer alleen. Buiten op het raamkozijn komen tientallen duiven zitten. Ze tikken zacht met hun snaveltjes tegen het glas, alsof ze ook mee willen vieren. Hun kopjes bewegen vrolijk op en neer, en af en toe klinkt er een zacht koeren, bijna als kerstliedjes in de taal van de vogels. Het duivenvrouwtje heeft een kersttaart van noten, zaadjes en granen voor ze gemaakt en Deva mag die aan ze geven. “Vrolijk kerstfeest, liefste medebewoners van deze aarde.” De pluizebolletjes vallen meteen aan.    

 

Na het diner haalt het duivenvrouwtje een mandje tevoorschijn. Twee kleine duivenkuikens liggen er, zacht piepend, hun dons nog pluizig. “Deze baby’tjes zijn uit het nest gevallen door de storm,” zegt ze. “Maar ik heb ze gered. Zodra ze kunnen vliegen, laat ik ze weer vrij.”

 

Deva aait de jonkies voorzichtig met zijn vingertoppen. Zijn ogen vullen zich met zachtheid. Als ik later groot ben, denkt hij, ga ik ook de wereld redden. Zijn hartje klopt van geluk.

In zijn gedachten ziet hij het al: een wereld waar geen enkel duifje pijn heeft, waar liefde sterker is dan haat. Misschien maakt hij wel prothesevoetjes met een 3D-printer, zodat zelfs gewonde duiven weer pijnvrij kunnen lopen. En misschien, heel misschien, als we allemaal door kleine dingen te doen een groot verschil maken, wordt de wereld zo voor iedereen mooier en liever.

 

Die avond valt hij in slaap met één besluit in zijn hart: hij zal de wereld een betere plek maken – voor elke dier, voor elke duif, en voor elke mens.

 

 

---

bottom of page